hunebedjes.nl - Ilse Duijvestein
Unox
 
Maatbehoefte
Geruststelling
Organisatie
Kwaliteit
Conclusie
 
 
Maatbehoefte
 
De Eiffeltoren
De Fransman Roland Barthes (1915-1980) schrijft over de Parijse Eiffeltoren dat mensen vanaf deze hoge toren hun stad zien op een wezenlijk andere manier dan voorheen omdat ze ineens een bepaald soort overzicht hebben. Barthes noemt dat overzicht de panoramische blik. De herkenning van bekende en zichtbare elementen in combinatie met een grote en tot op dat moment onbekende ruimte, maakt dat iemand die vanaf de toren kijkt zelf een totaalbeeld moet vormen. Deze persoon ziet het grote geheel en moet in gedachten kennis en waarneming samenvoegen. De stad overzien betekent bovendien de geschiedenis overzien: vroeger en vandaag zijn op hetzelfde moment zichtbaar. De ervaring van zicht op een groot geheel met bekende maar tevens zoveel onbekende onderdelen, en de ervaring van een als het ware in elkaar geschoven tijd, leiden ertoe dat onderaan de Eiffeltoren miniatuur Eiffeltorens worden verkocht: het onbevattelijke is weer hanteerbaar, het is letterlijk in de hand te houden (2004).
 
De menselijke maat
Maten en maatstelsels bestaan al relatief lang. De Egyptenaren ontwikkelden circa 3000 jaar geleden een stelsel dat is gebaseerd op de afmetingen van (de onderdelen van) een menselijk lichaam.
Iets meer dan 2000 jaar geleden verplichtte ook de Romein Marcus Vitruvius Pollio in zijn De architectura libri decem (Tien boeken over de bouwkunst) alle architecten om in hun ontwerpen gebruik te maken van de proporties van een (ideaal) menselijk lichaam. Vele bouwheren volgen zijn leer.
Rond 1500 herhaalt Leonardo da Vinci (1452-1519) de antropomorfe uitgangspunten van Vitruvius in zijn tekening De Vitruviaanse man. Da Vinci wil met zijn tekening aantonen dat het menselijk lichaam direct is gerelateerd aan een cirkel en een vierkant, vormen die mensen volgens hem ervaren als volmaakt.
In de zeventiende eeuw bestudeert Constantijn Huygens (h.3) de boeken van Vitruvius. In zijn inmiddels afgebroken woonhuis aan het Plein in Den Haag worden Vitruvius’ idealen toegepast en de tuin van zijn buitenhuis Hofwijck in Voorburg, die gedeeltelijk is gereconstrueerd, lijkt op een mensenlichaam (Haak, Open Universiteit, Van Pelt en hofwijck.nl).
Bron en drijvende kracht van ‘de menselijke maat’ is waarschijnlijk dat mensen graag hun eigen vormen herkennen in de waarneembare omgeving.
 
Genoodzaakt tot onderscheiden
Een mens die zichzelf besluit tot vorm, maakt een onderscheid tussen het eigen lichaam en bijvoorbeeld een regenbui. Tegenwoordig maakt vrijwel iedereen een dergelijk onderscheid en de meeste mensen hanteren hun huid als grens of grensgebied. Volgens sommigen is dat tot en met de achttiende eeuw een beetje anders: de huid is dan vooral poreus en daardoor ook een open verbinding met de buitenwereld (Broersen).
Analoog aan het onderscheid tussen mens en omgeving ontdekken of bepalen mensen verschillende vormen in hun omgeving. Dit onderscheid van vormen rondom zichzelf maakt dat mensen ook verschillen tussen afmetingen gaan zien. De schaal die mensen hanteren en de benaming, verschillen per persoon of per groep, maar vaak is de eigen maat bepalend.
 
Tijd
Wanneer een mens zichzelf als vorm verzint of ontdekt en zich realiseert iets te kunnen doen met andere vormen, ontstaat een gevoel van tijd. Over het bestaansrecht van tijd is immens veel gepraat en geschreven, maar uiteindelijk hanteren de meeste mensen de lineaire tijd: die is te meten en die gaat vooruit. Onder meer het feit dat mensen zichzelf een geheugen en een toekomstbesef hebben toegedicht werkt waarschijnlijk sterk mee aan een lineair tijdsbesef. Lineaire tijd wordt meestal gebruikt in combinatie met relatief kleinschalige zogeheten eindpunten zoals middernacht, dood en kapot, en veranderingsprocessen die bijvoorbeeld verval en ontwikkeling worden genoemd.
 
terug
 
 
Geruststelling
De behoefte van mensen aan gemak, houvast, herkenning en daarmee erkenning (h.2), genereert onder meer goederen en ideeën die hen geruststellen. Ze helpen mensen om om te gaan met bijvoorbeeld overweldiging, of ze geven die illusie. Ze zijn meestal hanteerbaar, overzichtelijk en onschuldig. Meer specifieke kenmerken verschillen bijvoorbeeld per periode, plaats en cultuur. Wederom spelen schaalervaringen vaak een bepalende rol en voor velen zijn de minst en de meest zintuiglijk waarneembare maten het meest geruststellend (bijvoorbeeld tijd en het menselijk lichaam).

Voornoemde combinatie past bij de mening van filosoof Ernst Topitsch (1919-2003) die stelt dat mensen het onbekende duiden naar analogie met het bekende (Vlasblom, 01-09-2007).

De genoemde verbinding past mogelijk ook bij de economisch georiënteerde overtuiging van Karl Marx (1818-1883) die stelt dat de manier waarop mensen de schaarse middelen verdelen (de materiële ‘onderbouw’) het fundament is voor de geestelijke uitingen in een samenleving (Schilstra).

Voorbeelden van geruststellende goederen, ideeën, dragers van ideeën enzovoort zijn: de nul; de gnosis; de Ideeën van Plato; de onbevlekte ontvangenis; het Romeinse rioleringssysteem; Vitruvius’ De architectura libri decem; Cesare Lombroso’s Atlas van het kwaad; Carolus Linnaeus’ Systema Naturae; Carl Jungs archetypen; Wassily Kandinsky’s klankkleurtheorie; Joseph Beuys’ tekeningen van onderbewuste collectieve vormen; het formalisme; Georg Wilhelm Friedrich Hegels filosofische systeem (Heumakers leest Georges Bataille); liefde; moraal; Jan des Bouvrie’s vaasparen en –trio’s (ook goed voor de omzetstijging); de checklist; de bouwtekening; het staafdiagram; koplampen; vliegtuigvleugels; witte tanden; wc-papier bedrukt met jonge hondjes; Anthony Robbins’ NLP; plastische chirurgie; kinderen; biologisch eten; opvoedkundige tips over zonnebrandcrème en voeding; het energielabel; die goeie ouwe tijd; ijsjes getiteld irritatie, jaloezie, etter en pus; schoonheidskenmerken zoals moedervlekken en loensen; saus over duur vlees; stamppot; het kuiltje erin; het verbandzakje voor dames; Santa Lucia de B.; de aanklacht tegen een gezinsvoogd; het postmodernisme; een tikkie terug; vuurwerkveldjes; Hobbits; 200 boerka’s en een boerkini minder; het verbod op circusdieren; ‘kinteressante’ aanstekers; klimaatneutrale uitvoeringen van de cantates van Bach en oude auto’s zonder centrum.
 
terug
 
 
Organisatie
 
Structureren (onderscheiden)
Structuur: -3. wijze waarop een samengesteld geheel als zodanig is opgebouwd; vooral in toepassing op onstoffelijke lichamen (Van Dale); zonder verschil kan niets worden waargenomen of waargemaakt, zonder het begrip ‘verschil’ niets gekozen of gedacht (De Jong).

Van origine of door (al dan niet menselijke) behoefte kent een wereld van onder meer vormen en ideeën een structuur (zie eventueel de voorbeelden in h.3). Een structuur is van zeer tot amper en niet herkenbaar en herhaalbaar. Geruststellende goederen en ideeën (enzovoort) gaan veelal samen met geruststellende structuren en deze zijn opvallend vaak zeer herkenbaar en herhaalbaar. Om zich gerustgesteld te voelen hebben mensen die structuren nodig.

Iemand mag dat middelmatigheid noemen maar zoals David Hume (h.2 en h.3) stelt: ‘middelmatigheid is de natuurlijke toestand van de mens’ (Burke).

Omdat mensen baat hebben bij structuren die onder meer helder zijn en vertrouwd -het stelt hen immers gerust- hebben die een positieve waarde. Deze waarde wordt ondermijnd wanneer mensen een structuur hanteren als een strikt statische vorm. Met het woord ‘structurering’ -later ingevoerd dan de woorden structureren en structuur- lijkt de structuur ineens iets te herwinnen van de oorspronkelijke beweeglijke, tijd- en plaatsgebonden en helpende eigenschappen (vrij naar Barthes, 1991).
 
Classificeren (selectie 1)
Classificeren: in klassen rangschikken of verdelen; ordenen; klasse: 8. categorie, groep, afdeling in het algemeen; categorie: onderdeel van een classificatie (Van Dale).

Binnen een geruststellende structuur is plaats voor bijvoorbeeld dingen en ideeën. De structuur helpt mensen om informatie overzichtelijk te maken. Ze kunnen gaan ordenen, sorteren en rangschikken: ze kunnen informatie plaatsen en benoemen, of andersom. Zo bepalen en vullen ze vaak categorieën: verblijfplaatsen voor de informatie. De bepalende factoren voor de omschrijving van de verschillende categorieën, de kenmerken, zijn divers. Ze staan in dienst van de overleving van de betreffende persoon of groep en zeggen daarmee hoogstwaarschijnlijk van alles over die persoon of personen en vrijwel niets over zichzelf en over wat of wie is gecategoriseerd. Wanneer meerdere mensen of groepen dezelfde omschrijvingen hanteren –uitgaande van de gedachte dat een behoorlijke mate van herkenning van overeenstemming mogelijk is- zegt dat dus vooral iets over de mate van gemeenschappelijkheid van hun ideeën over geruststelling.
 
Selecteren (selectie 2)
Selecteren: uitzoeken, scheiden naar kwaliteit; kwaliteit: 1. hoedanigheid, ..., de deugdelijkheid ... eigenschap (Van Dale); selectie: vooronderstelt continuïteit in afzondering (De Jong); buitencategorie, ‘deselectie’.

Wanneer mensen uitgaan van het idee dat hun tijd beperkt is, is structureren en eventueel classificeren onvoldoende. Er moet nu ook worden geselecteerd. Het ontbreekt mensen immers aan voldoende tijd om alle informatie of alle categorieën aandacht te geven.
Om te selecteren, om enigszins bewust te kunnen kiezen, is onder meer oordelen nodig en in- of uitsluiten van informatie. Hiervoor moeten mensen een verschil in waarden aanbrengen en de aangebrachte (verschillende) waarden hanteren.
De waarden die worden geformuleerd en toegepast, de criteria, zijn kwantitatief of kwalitatief. Voorbeelden zijn: 1000 (goed), 0 (fout), goud (goed) en zilver (matig). Ook waarderen mensen onder meer gevoelens, dan is bijvoorbeeld rust goed en moe fout.

Ook nu geldt dat de waarden veel zeggen over de persoon of groep die ze hanteert en waarschijnlijk weinig over het of de beoordeelde. Sommige mensen vinden het gezellig om dezelfde waardeoordelen te hanteren, anderen vinden dat saai. Ook kan iemand het ene moment graag de eigen oordelen bevestigd zien en het andere moment liever niet.
 
Gevolgen
De gevolgen van een geruststellende organisatie zijn legio. Er is enigszins onderscheid te maken tussen huisvestende en huizende gevolgen, toegelicht na de volgende zin, maar een gevolg kan beide zijn. Het verschil is misschien vooral een verschil in tijd namelijk tussen continu aanwezig of af en toe.

Huisvestende gevolgen zijn de kenmerkende eigenschappen van een bepaalde geruststellende organisatie, het zijn de randvoorwaarden van een mogelijk vertrek (vertrek: dadelijk toegelicht, bij huizende gevolgen). Voorbeelden zijn: ruimtelijke orde, netheid, afspraken, wazige grenzen, oxytocine (Uvnäs-Moberg door Korteweg), prullenbakken, een contract, kleedjes, kaarsen en borrelnoten.

Huizende gevolgen ‘huizen’ in de huisvestende gevolgen. Andersom gezegd: huisvestende gevolgen maken de huizende mogelijk. Huizende gevolgen zijn de -soms nog onbekende maar waarschijnlijk gewenste- activiteiten, dingen, ideeën, gevoelens enzovoort die kunnen bestaan binnen een bepaalde geruststellende organisatie.
Voorbeelden zijn: beleefdheid, zorg (healing environment), een sense of place (Bentz van den Berg), saudade, tederheid (Lemaire), spel (Goldschmidt), hoop (Wiesel citeert Camus, bron zoekgeraakt), belangstelling en genegenheid (Wiesel door Terpstra), behoedzaamheid en koestering (Frissen, Heidegger), limentia (Weijts), eindelijk tijd voor muziek, de huismus en dubbel gedopte tuinbonen (Thea).
 
Teleologisch selecteren
Teleologisch selecteren betekent doelgericht benaderen, vanuit een geloof in zinvolle verbanden. Sommige mensen menen, en soms menen mensen, het doel en de verbanden van te voren te kunnen en te moeten formuleren. Mensen selecteren dan behalve uit tijdgebrek ook op benoembare en (door hen) zeer waarschijnlijk geachte gevolgen, want die hebben impliciete waarden en dus consequenties voor hun ontwikkeling.
 
Imitatie
De filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) onderscheidt doelgerichtheid vanuit een rechtstreeks contact tussen een persoon en een gewenst goed of een gewenste situatie en doelgerichtheid vanuit een vergelijking met medemensen. De rechtstreekse doelgerichtheid voelen de meeste mensen als noodzakelijk om keer op keer iets te ondernemen en telkens weer op te staan. De vergelijkende doelgerichtheid is volgens velen echter een immens heviger drijvende kracht. Deze heet mimetische besmetting en deze ‘jaloeziecultus’, aangedreven door mimetische begeerte, houdt mensen continu in beweging. De schaal waarop de imiterende activiteiten plaatsvinden kan veranderen (Achterhuis).
 
Vooruit of stand
Er bestaan verschillende meningen over de schaal waarop de mimetische begeerte heerst en over in hoeverre de begeerte is gebonden aan afkomst. Jean Baudrillard (h.3) meent dat de schaal tegenwoordig groter is dan voorheen en spreekt (zoals eerder genoemd) over een continu op drift zijn omdat volgens hem aan iedereen een duidelijke groep ontbreekt om bij te horen (‘(...) verschillen die niet refereren aan iets reëels’) (Van Gils).

Michel Foucault (h.3) stelt dat mensen in de tijd alleen maar meer op elkaar zijn gaan lijken en dat wat keuzen worden genoemd geen werkelijke keuzen zijn, maar variaties binnen een norm die extern wordt bepaald en vrijwillig wordt ervaren als een persoonlijke wens: mensen willen minstens dezelfde auto hebben als de buurman, want de laadruimte is zo lekker groot (Achterhuis) (het voorbeeld is niet van Foucault).

Nassim Nicholas Taleb (h.3) gebruikt de term ‘zich repeterende omgeving’ (recursive environment) voor een wereld waarin iemand bijvoorbeeld een boek koopt, omdat iemand anders dat heeft. In tegenstelling tot Baudrillard en Foucault interesseert Taleb zich overigens meer voor de onvoorspelbare gevolgen van (supra)kopieerlust dan voor de drijvende kracht ervan (Taleb).

Zo circuleren meer meningen over vermeend homogeniserende en voorheen kristallijne individuen en andersom. Het is onduidelijk of de zelfstandig wereldwijd zappende hedonistische natuurmens onoverkomelijk unaniem, paradijselijk randverschijnsel dan wel passé is. Maar naar de meeste meningen zijn alle verleidelijke goederen en situaties voor iedereen sowieso schijnbaar beschikbaar en is vergelijking bepalend. Door ideeën zoals het individu, mensenrechten, vrijheid en gelijke kansen, is de schaal groot en lijkt de norm fantastisch. Op weg naar de norm fungeren categorieën meestal als herberg. In deze herberg is de gesorteerde verzameling individuen tijdelijk normaal en na een overzicht biedend gesprek met soortgenoten klaar en vrij voor versteviging van de eigen positie of een volgende fase.
 
Integratiegarantie
Zoals geschreven in hoofdstuk 3 brengen (precieze) beschrijvingen van (sterk) afgebakende categorieën een verschil aan tussen normaal en abnormaal. Michel Foucault schrijft over de ontwikkeling van categorieën zoals ‘ziek’ en ‘gek’. Hij concludeert dat mensen in de middeleeuwen de mensen met een afwijking of met afwijkend gedrag thuis verplegen, tot op zekere hoogte tolereren of publiekelijk executeren. Alleen mensen met lepra worden opgesloten en afgezonderd.
Later, in de vijftiende eeuw, zijn er bijna geen melaatsen meer en de voormalige verblijven komen leeg te staan. In diezelfde tijd ontstaat de gewoonte om mensen met afwijkingen en afwijkend gedrag bij elkaar op een boot te zetten en ze de stad uit te laten varen. Dit zorgt voor rondtrekkende groepen van afwijkenden.
In de zeventiende eeuw wordt bedacht de afwijkenden op te sluiten en de voormalige ziekenverblijven worden hun thuis.
Vervolgens en passend bij een drang de wereld verstandelijk te begrijpen, blijken de gebouwen uitstekende en interessante locaties om afwijkingen te observeren en te categoriseren. Elke afwijkende krijgt een eigen plaats onder soortgenoten: de voorlopers van ziekenhuizen en gevangenissen zijn ontstaan (Schilstra).

Tegenwoordig, en in het verlengde van de vorige alinea, zijn afwijkenden meer en meer tijdelijk onder gelijkenden, maar spoedig weer ‘normaal’. Hun verblijfplaatsen zijn soms materieel (bijvoorbeeld het huis van een groep die woont onder begeleiding) maar vaak alleen organisatorisch en benoemd met de naam van een vakgebied (bijvoorbeeld artiest), een administratieve eenheid (bijvoorbeeld alleenstaande ouder/verzorger) of een ziekte (bijvoorbeeld ‘burn-insyndroom’). Naar wordt gezegd zijn de meeste gebieden bedoeld voor heropvoeding, sanering en participatie: het doel is toetreding tot en verblijf binnen de numeriek grootste groep in de betreffende samenleving. Het afwijkende mag vrijwel alleen bestaan als het tijdelijk is en saneerbaar. Er is weinig bereidheid om iets buiten de norm te erkennen als iets met bestaansrecht. De norm is een toestand met specifieke eigenschappen waar steeds minder aan kan worden voldaan en het aantal afwijkingen waaruit kan worden gekozen, groeit snel.

Omdat afwijkingen ook aantrekkelijk zijn (meer hierover in o.a. h.7 onder De zondebok) brengt de categorisch ingestelde snoepwinkel tegelijkertijd veel derden in verleiding. Zo, en bovendien, zorgt de immense hoeveelheid mensen die moet worden gesaneerd voor werkgelegenheid, waar een samenleving met een groot arbeidspotentieel zoals de Nederlandse, veel baat bij heeft. Het is dus zowel sociaal als economisch noodzakelijk veel afwijkingen in stand te houden, inclusief het meest actuele zondebokmechanisme dat inmiddels, en in clusters, numeriek de tegengestelde orde heeft aangenomen.
 
terug
 
 
Kwaliteit
Volgens velen is kwalitatief hoogwaardige geruststelling te herkennen aan onder meer haar acceptatie van vorm, grenzen en stilstand (Decreus, Elders, Paglia, Sennett e.a.). Andere kenmerken van kwalitatief hoogwaardige geruststelling verschillen per persoon, per groep en per periode.
Binnen de kunstwereld stelt bijvoorbeeld de onder meer schrijver Diederik Kraaijpoel (1928) dat in een goed (lees: overzichtelijk, hanteerbaar en geruststellend) kunstwerk het toeval rigoureus ondergeschikt is aan de totale compositie en dat het lijkt alsof het zo heeft moeten zijn. Volgens Kraaijpoel biedt een dergelijk werk troost (Pleij).
Geruststellende werken worden veelal kwalitatief hoogwaardig en betekenisvol genoemd en over onder meer de kenmerken en de mogelijke oorzaken daarvan schrijven bijvoorbeeld: Leon Battista Alberti, Edmund Burke, Umberto Eco, Ernst Gombrich, Nelson Goodman, Johannes Itten en Jennifer L. Roberts (over Robert Smithson).
 
terug
 
 
Conclusie
Om met zichzelf te kunnen leven, hebben mensen hanteerbare goederen, ideeën enzovoort nodig. Deze bieden hun vooral veiligheid, comfort, gemoedsrust, troost en hoop. Naast hanteerbaarheid zijn inzichtelijkheid, herkenbaarheid, onschuld en helderheid enkele kenmerken van bijvoorbeeld dingen en gedachteconstructies die geruststellen. Om deze te ontdekken of te genereren zijn geruststellende structuren nodig (structureren; onderscheiden). Als deze zich niet spontaan tonen, laten zij zich gaarne opstellen. De geruststellende structuren zijn, evenals de goederen en ideeën, zeer waarneembaar (zoals jaarringen) of juist helemaal niet (zoals tijd). Ze helpen mensen om hun informatie te organiseren, bijvoorbeeld hun waarnemingen en gedachten.

Binnen de structuren benoemen mensen vervolgens vaak verschillende categorieën. Deze groepen maken zij door hun waarnemingen te sorteren en door de sorteringen af te bakenen. Als de kenmerken van categorieën overeenkomen met de kenmerken van categorieën die zijn opgesteld door anderen, zegt dat iets over de band tussen deze markerende personen en hoogstwaarschijnlijk niets over de of het gecategoriseerde (classificeren; selectie 1).

Gezien de onderling afgesproken beperkte levensduur van mensen moeten ze de structuren en eventueel de categorieën waarderen en hier vervolgens naar selecteren (selecteren; selectie 2). Ook nu geldt: als de toegewezen waarden overeenkomen met die van anderen, zegt dat iets over de band tussen diegenen die selecteren en meestal niets over de of het gewaardeerde.

Structureren en selecteren is hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk: waarnemen en waarmaken vooronderstelt verschil maken (onderscheiden) en een lineaire tijd hanteren, inclusief (persoonlijke) eindpunten, betekent kiezen (selectie 2).

Categorieën benoemen en hanteren, groepen maken en deze zien als feiten (selectie 1), is waarschijnlijk meer een manier om structuren hanteerbaar te houden en selecties bespreekbaar: de beweeglijkheid van structuren staat schijnbaar even stil en selecties kunnen worden onderbouwd met argumenten die anderen zouden kunnen herkennen en begrijpen. Hierdoor hebben mensen iets om bijvoorbeeld met elkaar over te kunnen praten.

Een geruststellende organisatie (huisvestende gevolgen) maakt door velen gewenste activiteiten, dingen, ideeën, gevoelens enzovoort (huizende gevolgen) mogelijk.

Een heldere organisatie met afgebakende categorieën biedt kansen om intrastructurele doelstellingen te formuleren. Dit zorgt voor veel noodzakelijk, prettig, verderfelijk en onbelangrijk geachte beweging.

Kwalitatief hoogwaardige geruststellende goederen, ideeën, structuren enzovoort kenmerken zich volgens velen voornamelijk door hun volledige acceptatie van grenzen: het lijkt alsof het zo heeft moeten zijn. (Grenzen: materieel en waar te nemen of immaterieel en niet waar te nemen.)
 
terug

 

Copyright_Duijvestein www.kleurpunt.nl
04