hunebedjes.nl - Ilse Duijvestein
Kogelvis
De kogelvis is een eetbare vis maar bij onjuiste bereiding is het gif in bacteriën in en op de vis dodelijk. Gekweekte kogelvis bevat geen bacteriën en kan dus zonder risico worden gegeten  (Wikipedia).
 
 
Try before you die
Oorzaken
Kwaliteit
Conclusie
 
 
Try before you die
 
Lotsontstemming
Desiderius Erasmus (h.2) prijst de Griek Pythagoras. Pythagoras is van alles, bijvoorbeeld man, vrouw, kikker, vis, paard en koning. Uiteindelijk vindt Pythagoras geen wezen rampzaliger dan de mens, omdat alle andere schepselen tevreden zijn met hun natuurlijke grenzen, maar alleen de mens de beperkingen van het lot wil opheffen (Erasmus).
 
Buitendrift en risico
Camille Paglia (h.3) ziet de zoektocht en de nieuwsgierigheid naar extremen en grenzen als onoverkomelijk, als een drijvende kracht voor ontwikkeling en vernieuwing, en als een kenmerkend mannelijke eigenschap (die iedereen kan hebben). Kenmerkend mannelijk omdat de drang om met opzet grenzen te negeren vooronderstelt dat iemand een ‘buiten’ wil betreden. Mannen zijn volgens Paglia genoodzaakt zich te richten op buiten vanwege hun anatomie met een buitenhangend urineer- en voortplantingsorgaan, anders wordt het maar een vieze boel: ze zijn genitaal veroordeeld tot een eeuwig lineair patroon van focus, doel en gerichtheid. Deze veroordeling is vervelend voor hen maar verder wel zeer welkom. Door de mannelijke veroveringsdrift bestaan bijvoorbeeld de wasmachine en andere vermeend handige dingen. Een vrouwelijke eigenschap (die wederom iedereen kan hebben) is de wereld aanvaarden zoals deze is. Door onder meer de gewenning aan de weelderigheden van hun natuurlijke cyclus weten vrouwen dat er geen vrije wil is. Het ontbreekt hen anatomisch gezien ook aan een projectie buiten het eigen ik: ze eisen hun ruimte op door gewoon te gaan zitten.
Er bestaan onderzoeksresultaten die suggereren dat onder mannen de extremen intelligent en dom vaker voorkomen dan onder vrouwen; die zijn allemaal wat middelmatiger. Het is alsof de biologie met de mannen speelt om zich te ontwikkelen en met de vrouwen om ‘gewoon’ te blijven bestaan (1992 en 1992) (of de onderzoekers man of vrouw zijn is onbekend).

Volgens Paglia komen alle waardevolle en menselijke dingen voort uit nieuwsgierigheid naar extremen en grenzen: uit risico en verlies. Zij stelt dit in een discussie waarin ze pleit tegen een meer speciale bescherming van vrouwen dan van mannen en voor persoonlijke verantwoordelijkheid. Maar haar conclusie is breder: pijn hoort bij de wereld. Exacte wetenschap en maatschappijvorming zijn ‘als kwetsbare dijken tegen een wrede, onverschillige natuur’ en ‘een apollinisch toevluchtsoord’ om te ontkomen aan ‘geslachtelijke desoriëntatie’. Wanneer mensen de natuur mooi noemen, doen zij in feite zenuwachtig een schietgebedje. De natuur, de wereld inclusief de mensen, is namelijk niet mooi, ze is lelijk. De wereld is ziek. Maar deze zieke wereld is wel volmaakt, mensen hebben alleen een onvolmaakte manier om ernaar te kijken (1992 en 1992).
 
Knalmechanisme
Freddy Decreus (1949) van de Universiteit van Gent zegt eveneens dat iets willen kenmerkend mannelijk is. De toekomst benoembaar en bereikbaar achten hoort namelijk bij een lineaire benadering van tijd en vooronderstelt het idee dat tijd, het ‘buiten’ van Paglia, bezetbaar is. Maar als alles lukt en perfect wordt, blijken mensen altijd weer rotzooi en verderf op te zoeken. Decreus laat als voorbeeld enkele videoclips zien met gespierde en vol goud behangen rappers, maar de artiesten strooien uiteindelijk allemaal hun vele dollars enthousiast in het ravijn (Decreus, 2003).

Ook de filosoof Theodor Adorno (1903-1969) meent iets dergelijks: naarmate de mens beschaafder wordt, toont zich de onbeschaafde inborst des te heviger (Schilstra).

Rob van der Laarse en zijn collega’s van het Huizinga Instituut voor Cultuurgeschiedenis noemen dat de bevrijdende kracht van de destructiedrift want ‘wie de werkelijkheid in logische categorieën wil dwingen, vervalt in tegenstrijdigheden’ (Van der Laarse).
 
Het sublieme
Het sublieme is wat angst en ontzag wekt, verbijstert, overweldigt, meesleept enzovoort. Het is dus onhanteerbaar. De filosoof en politicus Edmund Burke (1729-1797) meent dat het sublieme mensen herinnert aan hun nietigheid. Hij ziet het sublieme als het tegenovergestelde van schoonheid: schoonheid is onder meer beperkt, begrensd en bepaald (h.4), het sublieme daarentegen is voornamelijk onbeperkt, onbegrensd en onbepaald.
Burke stelt dat de meeste mensen de impuls van het sublieme nodig hebben om een, volgens hem noodzakelijk, deugdzaam leven te kunnen leiden. De impuls krijgen kan door het sublieme vanaf een afstand waar te nemen, bijvoorbeeld door te kijken naar een woest in een mens bijtende haai op tv (Burke en Frissen) (het voorbeeld is van Burke noch van Frissen).

Voorondersteld wordt dat de impuls van het sublieme, de beleving, een catharsis kan veroorzaken: een innerlijke ervaring met een bevrijdend en reinigend effect. Een gangbare gedachte (naar wordt gezegd opgestart door Aristoteles) is dat ook een kunstwerk de innerlijke ervaring die nodig is voor een catharsis kan aanjagen (Wikipedia).

Theodor Adorno ziet zelfs een hele samenleving gered door onder meer ‘schreeuwende kunst’ die de ‘verdrongen dierlijkheid’ van mensen terughaalt (Schilstra).

Zowel Burke als Adorno vermoedt dus –alhoewel met een andere doelstelling- dat een kunstwerk een bepaald effect op mensen kan hebben waar ze later, en buiten de wereld van kunst, immens bij zijn gebaat.

Maar de context van kunst is zoals eerder geschreven (h.3) juist de omgeving waar iemand heel veilig is, zich kan ontspannen en zich niet hoeft te mengen in andermans gevaren en ongemakken. Diegene hoeft zichzelf dus ook naderhand niks te verwijten als het mis gaat. In toekomstige en overeenkomstige situaties, buiten de kunstwereld, kan hij wel profijt hebben van herinneringen aan de fantasievoedende lessen van andermans drama’s, maar eigenlijk geldt dit alleen voor kinderen (Kris).
 
Florence
Mogelijk verwant aan de catharsis is het Stendhal-syndroom (de benaming is uit 1979). Dit wordt ervaren en beschreven door de schrijver Stendhal die angstaanvallen, flauwtes en depressies krijgt tijdens een bezoek in 1817 aan de Italiaanse stad Florence en haar kunstwerken. Een schrijver en beeldend kunstenaar vraagt recentelijk aan enkele kunstenaars en kunsthistorici en aan een directeur van kunstfonds, of zij denken dat een kunstwerk het beschreven hevige effect op iemand kan hebben. Geen van de kunstenaars blijkt daarin te geloven, de historici en de directeur echter wel (Barnas).
 
Extremistan
In tegenstelling tot David Hume die middelmatigheid ziet als natuurlijke toestand van de mens (h.4), stelt Nassim Nicholas Taleb (h.3 en h.4) dat de wereld (deels) Extremistan is (een term van Chris Anderson, zie later h.7). In Extremistan is niemand veilig. Het is een wereld vol extremen en de beleving daarvan, de innerlijke ervaring, kan bijzonder heftig zijn. Maar omdat mensen graag een middelmatige en beheersbare wereld willen, verzinnen ze verklaringen die de extremen hanteerbaar maken en geloven ze daar ook in (Taleb).

Friedrich Nietzsche (h.3) schrijft eerder dat mensen de angst, een mogelijke aanleiding voor een ervaring, aanvallen. Mensen laten zich steeds minder bang maken en cultuur, in de zin van berekenen, causaal denken, voorzien en geloven in noodzakelijkheden, schaft steeds meer de angst af (Frissen).
 
Kijken zonder handen
De socioloog Richard Sennett (1943) haalt een medesocioloog aan die meent dat mensen hun leven vullen met pogingen om conflicten te minimaliseren. Tegenwoordig helpt techniek hen daar steeds meer bij. Conflicten minimaliseren betekent niks hoeven vastpakken en aanraken. Het is onder meer te zien als onverschilligheid. De oorzaak van de ‘conflictexscenering’ is volgens Sennett dat mensen niet meer weten hoe elkaar, inclusief de wereld, aan te raken. Een hoge mate van orde, veroorzaakt door techniek, is volgens hem tegenwoordig aanwezig en is hetzelfde als de wanorde in een serie prenten van William Hogarth (1697-1764) uit 1751. In deze prenten is Londen propvol mensen die op geen enkele manier contact hebben met elkaar of met de stedelijke omgeving. Iedereen is met zichzelf (en met alcohol) bezig en de nabijheid van andere mensen en dingen zoals trapjes en gebouwen, wordt niet erkend. Zowel grote chaos als enorme orde toont volgens Sennett een onvermogen aan om contact te maken met de wereld (2002).
 
Gekweekte kogelvis
Eigenlijk verbannen mensen de condities voor een mogelijke beleving van het sublieme met hun culturele afspraken, vertellingen en angstverbannende en conflictvermijdende strategische gedrag. Vervolgens organiseren en omhelzen ze ‘catharsistische subcondities’ zoals de wereld van kunst, gekweekte kogelvis en The summer of ’69. Hier zijn ze wel bij gebaat, maar het valt te betwijfelen of ze meer bevrijdend, reinigend, fantasievoedend enzovoort zijn dan een situatie ervaren die dwingt tot bijvoorbeeld tijdgebonden, plaatsgebonden en onbeschermd handelen.
 
terug
 
 
Oorzaken
De behoefte aan overweldiging en extremen wordt aan verschillende oorzaken toegedicht en deze worden in verschillende omgevingen verschillend gewaardeerd.

Voorbeelden van mogelijke oorzaken zijn: een verlangen naar de eenheid die er is voor het moment dat de lucht gemeenschap heeft met het water en de aarde ontstaat, een verlangen naar de eenheid van moeder en kind in de waterige baarmoeder, jaloersheid op het liminale karakter van Teiresias (die zich in een permanente tussenruimte bevindt, Pieters), de paradox van een eclecticus die neigt naar holisme, een ontevredenheid over de gebondenheid van een menselijk lichaam aan materie, een bijzondere capaciteit van kundige hersens, machtswellust, angst, overlevingsdrang, nieuwsgierigheid naar de dood, Georges Bataille’s overname van Sigmund Freuds gedachtegoed, verveling, decadentie, intrusies (gedachten die maken dat iemand soms heel even voor de trein wil springen), een narcist met een gespleten persoonlijkheid, Petrarca’s wraak, perversies (Edgar Allan Poe), afgunst, adrenalinestoornissen, communicatiestoornissen, innovatiedrift, de hitcultuur, een te kleine prefontale hersenschors (Jensma interviewt Doreleijers), duiven op zolder (Van Dale), antropomorfisme, specifieke genen in de amygdala (die een hoge alcoholconsumptie veroorzaken), een verlaagde activiteit van de hypothalamus-hypofyse (bij jongeren met asociaal gedrag), individualisme, dualisme, globalisering, ideeën over vrijheid, eenzaamheid (die bejaarden doet stelen), de eigen schuld van een HSP (Elaine Aron), kwantumkorting, de verorbering van te veel vlees, gekleurd snoep, de vlucht van het honingvogeltje (Jan IJzermans door Van Maris) en slimme marketingconcepten.
 
terug
 
 
Kwaliteit
In de roman Zen en de kunst van het motoronderhoud van Robert Pirsig (h.3) wordt de verteller achtervolgd door Phaedrus, het spook van zijn vroegere zelf. (Phaedrus: ook een hoofdpersoon in een tekst van Plato en de naam van een fabeldichter.) De verteller doet onderzoek naar wat kwaliteit is. Na een lange en hem soms tergende periode beoordeelt hij de kwaliteit die hij onderzoekt als onbenoembaar. De kwaliteit die hij onderzoekt ligt namelijk zowel buiten de woorden van de verstandelijke taal (logos, meer hierover in h.7) als buiten de woorden van mythos, de mythen die aan de verstandelijke taal voorafgaan. De kwaliteit die hij onderzoekt is als krankzinnigheid. Het is de aanhoudende prikkel die mensen ertoe aanzet een wereld te maken. Kwaliteit in deze context is streven naar voortreffelijkheid vanuit een plicht tegenover zichzelf. ‘Wat goed is, Phaedrus, en wat niet goed is – moeten wij iemand vragen ons dat te vertellen?’ Voortreffelijkheid nastreven is geen vaste vorm want gebonden aan het leven zelf en daardoor voortdurend veranderend. Juist doordat mensen kwaliteit proberen te organiseren en te definiëren, neemt ze af (Pirsig).

Iets dergelijks komt ter sprake in een interview over verstedelijking met de historicus John McNeill. De journalist vraagt McNeill wat een stad tot stad maakt. Hij antwoordt dat hij is geneigd de Amerikaanse opperrechter te citeren die over pornografie zegt: ‘(...) definiëren kan ik het niet, maar ik herken het als ik het zie’ (Vlasblom, 27-10-2007).

Kwaliteit proberen te benoemen, kenmerken bespreken en mogelijke geschikte condities omschrijven kan natuurlijk wel een interessante bezigheid zijn. Het geeft mensen de kans om elkaar te leren kennen en hun tijd te besteden op een, meestal, prettige manier.
 
terug
 
 
Conclusie
Al het onbekende van de wereld, onbevattelijkheid, onhanteerbaarheid, iets buitenmaats dat bestaat of ontstaat doordat mensen maten hanteren, wordt actief en heimelijk opgezocht, bejubeld, geïnternaliseerd, gecultiveerd, geconserveerd, verafschuwd, met fanatieke moeite vermeden enzovoort, maar blijft gaarne waarschijnlijk en ondefinieerbaar bestaan.

Wanneer mensen onbevattelijkheid proberen te benoemen, vanuit nieuwsgierigheid of in hun pogingen ermee te kunnen leven, begint de ondergraving (Jean Baudrillard noemt dit objectieve ironie, 2002). Eenmaal afgegraven onmetelijkheid biedt veelal –en juist- ruimte aan volgende en eerder meestal onbekende omstandigheden.

Kwalitatief hoogwaardige onhanteerbaarheid kenmerkt zich op de betreffende locatie en op het betreffende moment. Organisatie en definitie van mogelijke kenmerken is wellicht bijvoorbeeld een afleiding, een gewoonte, interessant, onderhoudend en arbeidsstimulerend, maar is op andere momenten, en waar dan ook, onbruikbaar.
 
terug

 

Copyright_Duijvestein www.kleurpunt.nl
05